Gnadekapel

Reeds in Nazareth leefde Maria onder de mensen, de leerlingen van Christus en de eerste christenen. Ze weet wat ook vandaag veel christenen bezighoudt. In Kevelaer wordt ze door gelovigen van alle leeftijden, vrouwen en mannen, van zoekende en twijfelende, gelovige en vertrouwende mensen bezocht. Herders en hun kudden verzamelen zich rond haar beeltenis, dat allen ongewoon nabij, tastbaar is.

Het interieur van de Genadekapel bevestigt de indruk, dat hier kunstenaars en ambachtslieden gegrepen waren door de geest, hun hoogste kunnen geven voor de Hoogste. Al die schoonheid moet verwijzen naar de schoonste van allen, die niet vanwege uiterlijke schoonheid geëerd en gevierd wordt, maar vanwege haar innerlijke schoonheid: als mens vol genade.

Voor het Genadebeeld is een raam aangebracht opdat de passerende mensen van buiten af een blik op het beeld van de Moeder kunnen werpen en de blik van de Moeder volgt hen, de pelgrims, op hun wegen terug naar het leven van alle dag.

Wie zich aan Maria toevertrouwt wordt door Haar niet vergeten. Zo dachten de bouwers van de Genadekapel, zo ervaren het allen, die in vertrouwen biddend en dankend hier naar toe komen.

Bouwgeschiedenis

Voor de pastorale verzorging van de bedevaart riep de bisschop van Roermond, in wiens diocees Kevelaer lag, in 1646 de hulp in van de paters Oratorianen van het bedevaartsoord Scherpenheuvel (nabij Leuven in België). Tegenover de Genadekapel en de in 1649 ingewijde bedevaartskerk, de huidige Kaarsenkapel, werd tussen 1647 en 1650 een klooster voor de paters Oratorianen gebouwd. Een pastoor en twee assistenten trokken er in. Vanaf 1664 tot de opheffing van de orde en de sluiting van het klooster in 1802 als gevolg van de Franse revolutie was de pastoor van Kevelaer een pater Oratoriaan. De laatste stierf in 1817 en werd net als zijn voorgangers in de kelder van de bedevaartskerk bijgeplaatst. Reeds in 1651 wilden de paters een gebouw ter bescherming van het heilige huisje van Busman plaatsen. In 1654 kwam de oprichting van de Genadekapel gereed. Bijzonder is de centrale portaalachtige doorblik op het prentje. De Genadekapel is zeshoekig. Als voorbeeld heeft de kapel
van Scherpenheuvel gediend. De bisschop van Roermond wijdde in 1663 het altaar in.

In de periode van 1978 tot 1980 is de beschildering van de Genadekapel grondig gerestaureerd door Walter Dorn uit Buir/Keulen. Als gevolg van de renovatie, het reinigen van de muren, zuilen, beschilderingen en verguldwerk, alsmede als gevolg van de noodzakelijk restauraties van beschadigingen (in de ondergrond van hout en pleisterlaag), van het retoucheren
van verbleekte schilderingen en het afdekken met een laagje acrylaat doen de huidige schilderingen in zijn kleurigheid en lichtintensiteit voor als de originele. De restauratie en conserverende behandeling van het hoogaltaar met kleine vergulde stukjes aan de achtergronden, kapitelen, sierwerk en ornamenten doen, geheel in de geest van Stummel, het effect als ensemble duidelijk uitkomen.

De in de loop van de eeuwen sterk vergeelde prentje van Kevelaer toont op de voorgrond Maria met een breed gespreide mantel. Op haar linkerarm draagt ze het Jezuskind met kroon en wereldbol; in haar rechterarm de scepter en op haar hoofd een sterrenkroon. Links in de achtergrond ziet men de stad Luxemburg en rechts de genadekapel van Luxemburg buiten de muren van de stad. Het genadebeeld werd meermalen door wijgeschenken en schenkingen omlijst.

Oorspronkelijk had Busman de afbeelding op een houten plaat laten plakken. In 1664 kreeg zij een verguld zilveren omlijsting, van de goudsmid Van Laer uit s- Hertogenbosch. In 1681 kwam daar een grote, versierde zilveren plaat bij, van de keizerlijke kamerheer en rijksgraaf van Oettingen. Bij gelegenheid van het 250-jarig bedevaartjubileum in 1892 kreeg het Genadebeeld in opdracht van kapittel van de Sint Pietersbasiliek in Rome een gouden erekroon, die met votiefgeschenken als parels, briljanten,
diamanten, edelstenen, ringen en armbanden vervaardigd werd. Het onderschrift onder het prentje luidt: Vera Effigies Matris IESU Consolatricis afflictorum in agro suburbano Luxemburgi Miraculis et Hominum Visitatione celebris. Anno 1640 (= werkelijke afbeelding van de Moeder van Jezus, de Troosteres van de Bedroefden, op een veld voor de stad Luxemburg, overal bekend vanwege wonderen en het bezoek van mensen. In het jaar 1640). Twee zwevende engelen boven het kleine prentje houden het kroontje vast. Een banier boven aan het prentje vermeldt de eretitel van Maria: CONSOLATRIX AFFLICTORUM ORA PRO NOBIS (=„Troosteres van de Bedroefden, bid voor ons“). Als jubileumgeschenk van de inwoners van Luxemburg werden twee zilveren, vergulde rozentakken aangebracht. Een teken van liefde van de moeder voor haar dochter, luidt een inscriptie op emaille. Ook vandaag de dag wordt het Genadebeeld door kostbare votiefgeschenken geëerd, vaak als dank voor wonderlijke hulp die op voorspraak van de Moeder Gods is verkregen.

Het interieur van de kapel wordt door de architectuur bepaald. De architectuur en de schilderingen vullen elkaar aan zodat op
deze gezegende plek de waardigheid toekomt aan Haar, ter ere van wie deze kapel is gebouwd.

De veelkleurige mozaïeken op de vloeren hebben bijbelse en theologische motieven. Direct rechts bij de ingang vindt u in de voetlijst de signaturen van de meesters: „ANTONIO GOBBO MOSAICISTA. VENECIA 1895“ en achterwaarts op dezelfde plaats „FRIEDR. STUMMEL PICTOR“. De wanden zijn in het ondergedeelte tot op ooghoogte bekleed met een donkere, houten
lambrisering, waarvan de afzonderlijke velden en panelen in renaissancestijl onderverdeeld zijn en door een decoratieve lijst afgesloten worden. De veelkleurige mozaïeken op de vloeren hebben bijbelse en theologische motieven. Direct rechts bij de ingang vindt u in de voetlijst de signaturen van de meesters: „ANTONIO GOBBO MOSAICISTA. VENECIA 1895“ en  achterwaarts op dezelfde plaats „FRIEDR. STUMMEL PICTOR“. De wanden zijn in het ondergedeelte tot op ooghoogte bekleed met een donkere, houten lambrisering, waarvan de afzonderlijke velden en panelen in renaissancestijl onderverdeeld zijn en door een decoratieve lijst afgesloten worden.

De veelkleurige mozaïeken op de vloeren hebben bijbelse en theologische motieven. Direct rechts bij de ingang vindt u in de
voetlijst de signaturen van de meesters: „ANTONIO GOBBO MOSAICISTA. VENECIA 1895“ en achterwaarts op dezelfde plaats
„FRIEDR. STUMMEL PICTOR“. De wanden zijn in het ondergedeelte tot op ooghoogte bekleed met een donkere, houten lambrisering, waarvan de afzonderlijke velden en panelen in renaissancestijl onderverdeeld zijn en door een decoratieve lijst afgesloten worden. In de koepel wordt het buitengewoon rijke decoratiesysteem van het onderste deel van de kapel voortgezet.
Met als thema „Drievuldigheid“ en „Verkondiging“.

Aan de achterzijde van de in het onderste deel (nog het originele) bidzuil waarvan het bovenste deel in de loop van de tijd is veranderd, staat het neobarokke, uit verschillende kleuren vervaardigde marmeren retabel. Een eerste houten altaar werd in 1663 tegen de achterzijde van de bidzuil geplaatst. In 1874 werd dit altaar door het huidige vervangen. Het altaarbeeld toonde de voorstelling van de Onbevlekte Ontvangenis van Franz Müller uit Düsseldorf. Het verving een eerder geplaatste schilderij van de naar Jeruzalem pelgrimerende Heilige Familie. Om verwarring bij de pelgrims te voorkomen over het juiste  Genadebeeld werd de voorstelling van de Onbevlekte Ontvangenis in 1929 verwijderd en werd een kopie van het  oorspronkelijke schilderij geplaatst. De afbeelding van de Onbevlekte Ontvangenis verbleef tot 1945 in de parochiekerk St. Antonius. In 1950 werd het na de afkondiging van het dogma van de (lichamelijke) opneming van Maria in de hemel opnieuw
de afkondiging van het dogma van de (lichamelijke) opneming van Maria in de hemel opnieuw uitgewisseld.
In 1980 werd een Kretenzisch-Venetiaans kunstwerk uit de 18e eeuw, een dubbele deur in polychromie, ervoor geplaatst.
In het bovendeel toont het een scène van de Verkondiging; onderin zijn vier heiligen afgebeeld (H. Jacobus de Meerdere, H.
Basilius de Grote, H. Johannes Chrysostomus en H. Gregorius Theologos van Nazianze). In het bovenste deel bevindt zich het prentje. Het is een onopvallend en bescheiden kopergravure in opstaand rechthoekig   formaat met het jaartal 1640. Het is
vermoedelijk in Antwerpen (België) gedrukt. Het werd meermalen door wijgeschenken omlijst, bekroond en behangen.
Oorspronkelijk had Hendrick Busman de afbeelding op een houten lijst laten plakken. Voorts zijn votiefgeschenken ten dele ook ondergebracht op de muren van de kapel, achter sierhekken die ook door Stummel zijn ontworpen. De vredeslamp die bij het altaar hangt, is in 1949 uit brons en geelkoper door Max van Ooyen uit Kevelaer vervaardigd. Het bestaat uit een schaal met een rand met de tekst: PAX + CHRISTI + IN + REGNO + CHRISTI (= de vrede van Christus in het rijk van Christus). Boven op de schaal staan drie duiven, elk met een olijftak in de snavel. Hun vleugels dragen een schaal voor het vredeslicht. Het aantal duiven komt overeen met de drie bedevaartsplaatsen Lourdes in Frankrijk, Altötting en Kevelaer in Duitsland. Het licht voor deze vredeslamp werd in 1949 in Lourdes aangestoken, door padvinders uit München naar Altötting overgebracht en vandaar naar Kevelaer gedragen. Sindsdien wordt iedere zaterdag om 8 uur de vredesmis in de Genadekapel opgedragen.