Johanneskapel

Het idee voor de bouw van een orthodoxe kapel in de katholieke Mariabedevaartplaats Kevelaer ontstond
aan het eind van de jaren zeventig, toen een Grieks-orthodoxe gelovige de rector van de bedevaart een gouden medaille als teken van dankbaarheid voor een gebedsverhoring overhandigde.

Toen de katholieke priester aan de man vroeg, waarom hij, een orthodoxe gelovige, aan een katholiek Genadebeeld zo’n kostbaar geschenk gaf, heeft de Griekse man hem het antwoord: Het is overal de ene Moeder van God, Maria, voor de katholieken en voor de orthodoxen.

Dit antwoord heeft de rector geïnspireerd en ervan overtuigd, dat juist in Kevelaer, een bedevaartplaats van de Moeder Gods, de orthodoxe gelovigen de geborgenheid en een tweede thuis moeten vinden.

Bouwgeschiedenis

Aan het eind van de jaren tachtig werden gesprekken met de vertegenwoordigers van de verschillende orthodoxe kerken in Duitsland gestart, om hun toestemming voor de bouw van een orthodoxe kapel te verkrijgen. De concrete resultaat van deze contacten was de ondertekening van een overeenkomst tussen de afzonderlijke
orthodoxe bisschoppen en de bedevaartleiding Kevelaer op 16 augustus 1989 over de oprichting van een orthodoxe
kapel in Kevelaer, die enerzijds voor alle orthodoxe christenen in gelijke mate openstaat, anderszins alleen door de
orthodoxe kerken voor liturgische vieringen zal worden gebruikt. De Kevelaerse architect Franz Tiemann was verrukt van het idee een orthodoxe kerk te ontwerpen. „Zo een object bouwt men niet elke dag“, verklaarde de architect, die op de Kapellenplatz ook de ver- en uitbouw  van het priesterhuis heeft verzorgd. Over orthodoxe kerken had hij tot dan toe alleen
in verschillende fotoboeken gelezen. Er volgden daarom allereerst talrijke bijeenkomsten met vaklieden evenals bezichtigingen van andere in Duitsland al aanwezige of nieuw gebouwde orthodoxe kerken, zoals de Grieks-orthodoxe metropolitaanse kerk in Bonn en de Servisch-orthodoxe kerk in Düsseldorf. De bouwwerkzaamheden startten eind mei 1992, dat tegelijk ook het 350ste
jubileumjaar van de Mariabedevaart naar Kevelaer was. Eén van de hoogtepunten van dit jubileumjaar was de feestelijke
opening van de orthodoxe kapel van de Heilige Johannes de theoloog op 31 oktober 1992, de voorlaatste dag van het bedevaartseizoen.

Bij deze uit oecumenisch oogpunt buitengewoon belangrijke gebeurtenis waren aanwezig: – de Grieks-orthodoxe kerk van Antiochië door de patriarchale vicaris voor West-Europa, bisschop Gabriel Saliby; – de Russisch-orthodoxe kerk van het patriarchaat van Moskou door aartsbisschop Longin (Talypin) van Klin; – de Servisch-orthodoxe kerk door de
bisschop voor West-Europa, Konstantin; – de Bulgarisch-orthodoxe kerk door metropoliet Simeon van West- en Midden-
Europa; – de Koptisch-orthodoxe kerk van Egypte door priester Shehata uit Düsseldorf. Bovendien waren meerdere priesters en diakens van de genoemde orthodoxe kerken aanwezig.

Namens de Rooms-katholieke kerk was speciaal uit Rome de voormalige minister van buitenlandse zaken van het Vaticaan,
Agostino kardinaal Casaroli, overgekomen. Bovendien waren aanwezig de Ierse bisschop Seamus Hegarty van Derry, de
voormalige domprovoost van de dom van Münster en thans bisschop van Aken, dr. Heinrich Mussinghoff, als vertegenwoordigers van de bisschop van Münster, de apostolische visitator voor de in het Westen levenden Bulgaren,
archimandriet Giorgio Eldarov uit Rome evenals talrijke geestelijken uit het gehele diocees Münster. In de jaren sinds de
realisatie van de Johanneskapel is de verbinding tussen Oost en West in de verering van Maria steeds verder gegroeid
en verdiept. De regelmatige kerkdiensten, die door priesters van verschillende orthodoxe kerken in Kevelaer worden geleid, hebben de multinationale orthodoxe gemeenschap in Kevelaer verenigd en de  individuele orthodoxe gelovige geborgenheid en een thuis gegeven. Jaarlijks bezoeken ook vertegenwoordigers van de afzonderlijke orthodoxe kerken in Duitsland de kleine orthodoxe kapel in het Mariaheiligdom. Daarmee is de Johanneskapel ook een welkome start om de verbondenheid van de orthodoxie in Duitsland te bevorderen en te sterken. Echter niet alleen de orthodoxen bezoeken de kerkdiensten in de Johanneskapel. Ook christenen van andere denominaties en verschillende nationaliteiten nemen aan de liturgische vieringen deel, om op hun manier te getuigen van de eenheid van de kerk.

De kaarsen en wapenschilden in de Kaarsenkapel verhalen van de geschiedenis van de bedevaart naar Kevelaer. De grote kaars in het midden van de kapel herinnert aan de stad Rees die in 1643 als eerste pelgrimeerde.
Vele traditionele processiegroepen uit Duitsland, België, Luxemburg en Nederland, die vaak sinds de start van de bedevaart jaarlijks naar Kevelaer komen, hebben in de Kaarsenkapel een vaste plek voor hun bedevaartkaars, vaak voorzien van een wapenschild. Onder de tientallen wapenschilden bevindt zich een kaars en wapenschild van Frederik Willem I, koning van Pruisen, die  als protestant in 1714 Kevelaer voor de eerste keer bezocht. In 1728 liet hij een kaars van 50 pond en zijn wapenschild in Kevelaer bezorgen. In 1738 bezocht hij Kevelaer voor de tweede keer. De kaarsen en wapenschilden in de
Kaarsenkapel verhalen van de geschiedenis van de bedevaart naar Kevelaer. De grote kaars in het midden van de kapel herinnert aan de stad Rees die in 1643 als eerste pelgrimeerde. Vele traditionele processiegroepen uit Duitsland, België, Luxemburg en Nederland, die vaak sinds de start van de bedevaart jaarlijks naar Kevelaer komen, hebben in de Kaarsenkapel een vaste plek voor hun bedevaartkaars, vaak voorzien van een wapenschild. De meeste processies komen nog steeds jaarlijks naar Kevelaer. Sommige tradities zijn door de Tweede Wereldoorlog afgelopen. De wapenschilden van deze processies, die nog steeds in de Kaarsenkapel hangen, vertellen vandaag de dag nog steeds hun geschiedenis. Een van de oudste, vandaag de dag nog steeds bestaande, bedevaart is die uit Amsterdam. Het wapenschild van Amsterdam is duidelijk herkenbaar.

De glas-in-loodramen in de Kaarsenkapel tonen de bedevaartsgeschiedenis in ontwikkeling. De vele relaties en banden met landen, provincies, steden, bisdommen, proc essies, heiligen is verbeeld in heraldieke wapens, stichtingstekens, inscripties, bisschoppelijk wapenspreuken enz. De meeste ramen zijn in het jubileumjaar 1892 aangebracht. De veertien ramen tonen de stadswapens van de steden van waar processie afkomstig zijn. Op deze wijze zijn ze samen met wapens van hun diocesane bisschoppen verbonden met Kevelaer. In het linker bovenvenster is het wapen van bisschop Hermann Dingelstad van Münster te zien. Het bovenste raam aan de rechterzijde toont het wapen van de toenmalige paus Leo XIII. Hij verleende de pastoor van Kevelaer in 1884 het privilege om bij de vier Mariahoogfeesten de pauselijke zegen te verlenen. In een ander venster is het wapen van de bisschop van Münster, en later kardinaal Clemens August graaf von Galen te zien. Hij voelde zich zeer met  Kevelaer verbonden. De overige ramen tonen de stadswapens van Luxemburg, Paderborn en Trier, Roermond en Aken, als herinnering aan de oorsprong van het Genadebeeld en de bisschopssteden waartoe Kevelaer in de loop van de tijd heeft  behoord.
De koorruimte in het bijzonder dankt haar conceptionele onoverzichtelijkheid aan de historische en moderne inrichtingsobjecten, die zich in een zeer nauwe ruimte tot één ensemble integreren. Het beschilderde altaarblad, dat in elke nis
van het altaar is geplaatst, toont links de voorstelling van de kruisiging en rechts de onderwijzing van Maria door haar moeder
Anna. De godslamp, die links van het hoogaltaar hangt, van koper en messing, is in 1842 bij het tweehonderdjarig bestaan van de Broederschap van de Utrechtsche Processie naar Kevelaer geschonken. Het helder lijnenspel van de architectuur
wordt op het eerste gezicht als gevolg van de rijke vroegbarokke inrichting nauwelijks waargenomen. De altaren, de galerijen, de kansel, de wandbetimmeringen, de aan beide zijde (voorin) geplaatste kaarsengalerijen en de in meerdere rijen hangende wapenschilden vormen een hechte eenheid, waardoor de architectuur naar de achtergrond wordt gedrongen. De koorruimte in het bijzonder dankt haar conceptionele onoverzichtelijkheid aan de historische en moderne inrichtingsobjecten, die zich in een zeer nauwe ruimte tot één ensemble integreren.

Het beschilderde altaarblad, dat in elke nis van het altaar is geplaatst, toont links de voorstelling van de kruisiging en rechts de
onderwijzing van Maria door haar moeder Anna. De godslamp, die links van het hoogaltaar hangt, van koper en messing, is in 1842 bij het tweehonderdjarig bestaan van de Broederschap van de Utrechtsche Processie naar Kevelaer geschonken. Het helder lijnenspel van de architectuur wordt op het eerste gezicht als gevolg van de rijke vroegbarokke inrichting nauwelijks
waargenomen. De altaren, de galerijen, de kansel, de wandbetimmeringen, de aan beide zijde (voorin) geplaatste  kaarsengalerijen en de in meerdere rijen hangende wapenschilden vormen een hechte eenheid, waardoor de architectuur naar de achtergrond wordt gedrongen. Het centraal gelegen hoogaltaar is een barok retabel uit het midden van de zeventiende eeuw. Het is aan beide zijden voorzien van houten wandconstructies, waarin als in vensters zilveren ex-votos geplaatst zijn, en met de meer naar voren geplaatste zijaltaren verbonden. In de nis van het altaar troont de geklede, zeer plastisch en meerdere keren
gepolychromeerde beeld van de Luxemburgse Madonna (als driedimensionale weergave van het Genadebeeldje).

Het kostbare tabernakel, door Moormans in 1682 in Antwerpen gemaakt, stelt het offer van Melchisedek en het Mannawonder voor. De omloop om het priesterkoor, maakt het priesterkoor weliswaar smaller, maar zorgt tegelijk er voor dat er een ruimte
begaanbaar is om de grote bedevaartkaarsen een plaats te geven. De communiebanken (uit de 18e eeuw) voor de zijaltaren maken de ruimte voor het priesterkoor vrij, waar nu het celebratiealtaar staat. Deze communiebanken zijn samengesteld uit
originele delen van communiebanken uit kerken uit de omgeving. Bij de derde noordelijke pilaster bevindt zich de originele kansel. Deze is niet alleen uit kunsthistorische, maar ook om lokaalhistorische redenen belangrijk. Vanwege deze kansel heeft Johann Stael bij de inwijding van de kerk gepreekt. Recent zijn Griekse iconen uit de 18e eeuw in de rondbogen aan de zijde van de kansel aangebracht. Rond 1840 is door de Kevelaerse orgelbouwer Wilhelm Rütter door hergebruik van het orgelfront het pijpwerk gedeeltelijk vernieuwd. Het is in 1962 wederom verwijderd. Aan het eind van de jaren tachtig kon de dispositie
van het nieuwe Seifertorgel als reconstructie van het Rütterorgel gerealiseerd worden. Recent zijn Griekse iconen uit de 18e eeuw in de rondbogen aan de zijde van de kansel aangebracht. Ter hoogte van de pilaren van de zangtribune wordt de kerk door een rijkversierd hekwerk gescheiden. Voor de kaarsen en wapenschilden is aan weerszijde van de kerk een smeedijzeren balk aangebracht. Deze worden door engelen gedragen. De messing kroonluchter die boven het middenpad hangt is in de negentiende eeuw in het atelier van Wilhelm Polders gemaakt. In het middenpad staat ook de processiekaars van Rees als eerbetoon en huldiging aan de oudste bedevaart in 1643. Opmerkelijk zowel voor de vroomheidgeschiedenis en de lokaalhistorische traditionele betrekkingen als ook voor de ontwikkeling van de meer of minder artistiek vormgegeven aandenken zijn de processieaandenkens in de vorm van beschilderde wapenschilden, borden, plaketten (van hout of metaal). Ze hangen aan de wanden van de kerk. Aan de achterkant voor de voorgevel hangen naast ex-votos ook nog krukken. Het votiefzilver is ondergebracht in koorhekkenafsluitingen van de koorruimte in vitrines met tralies. Daaronder bevinden zich historische meesterwerken uit de zeventiende eeuw tot  heden, zoals: harten, ledematen, sieraden in alle soorten, kruisen, figuurtjes, rozenkransen, parelkettingen, munten, hangers en moderne ordetekens.